Jan Kremer: ‘Van verantwoorden naar samen leren en verbeteren’

Op 13 januari 2017 stelden de 9 onafhankelijke deskundigen van de Kwaliteitsraad van Zorginstituut Nederland het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg vast. Maar wat staat er nou in? Op 25 januari gaf Jan Kremer, voorzitter van de Kwaliteitsraad, een lunchlezing. Over leren en verbeteren, ruimte en vertrouwen én met een duidelijke boodschap: ‘Dit is het, ga ermee aan de slag.’

Doorzettingsmacht

Jan Kremer, voorzitter van de Kwaliteitsraad, gynaecoloog en hoogleraar patiëntgerichte innovatie in het Radboudumc, start met een inleiding op Zorginstituut Nederland. ‘Het zorginstituut heeft twee taken: beheer van het basispakket en kwaliteit van de zorg. Het instituut ondersteunt dat kwaliteit op de agenda komt en partijen ermee bezig zijn.’ Maar soms willen discussies over kwaliteit niet vlotten. Terwijl er wel een resultaat op tafel moet komen. Dan beschikt het zorginstituut over een bijzonder middel: de doorzettingsmacht. ‘Dan neemt het zorginstituut het over. Dit is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet. Zo is het ook gegaan met het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Daar stokte de voortgang omdat er te veel belangen speelden. In Nederland zijn wij gewend te polderen. Maar soms moeten we ook knopen doorhakken. Precies daarvoor is de doorzettingsmacht in het leven geroepen.’ Zorginstituut Nederland heeft nu vier keer de doorzettingsmacht ingezet: voor spoedzorg, IC-zorg, geboortezorg en recent voor de verpleeghuiszorg.

Praktijk centraal

Jan legt uit waar de verpleeghuiszorg in zijn ogen behoefte aan heeft. ‘Vroeger verschilde de kwaliteit per uitvoerende praktijk, er was veel variatie. Dat pikte de maatschappij op een gegeven moment niet meer. Daarom werden er indicatoren ontwikkeld. Objectiveerbare kennis en meten stonden centraal. Die standaardisatieslag deed de kwaliteit spectaculair stijgen. Maar we komen nu bij de grenzen. De uitvoerende praktijk is een beetje lamgelegd. Je zou kunnen zeggen dat standaardisatie leidt tot een “ontzielde” praktijk.’ Het nieuwe kwaliteitskader geeft de uitvoerende praktijk weer een ziel. ‘Wij willen van verantwoorden naar samen leren en verbeteren. En dat moet gebeuren in de praktijk.’

Lerend netwerk

Bij de ontwikkeling van het kwaliteitskader stonden transparantie, uitgaan van wat er al was en een snel resultaat voorop. Inhoudelijke uitgangspunten waren er ook: de cliënt als vertrekpunt, nadruk op samen leren en verbeteren, meer ruimte voor en vertrouwen in de zorgverleners, minder bureaucratie, maar wel aandacht voor basisveiligheid, de personeelssamenstelling en minder toezicht op landelijke details. Als voorbeeld van dit laatste punt noemt hij het meten van de koelkast. ‘Dat draagt niet bij aan kwaliteit. Het kwaliteitskader schrijft daarentegen wel voor dat elk verpleeghuis straks met 2 partners een lerend netwerk vormt.’ ‘Hoe verhoudt zich dat tot de ruimte om te ondernemen?’, vraagt een van de aanwezigen. ‘Een lerend netwerk gaat een beetje in tegen concurrentie, dat klopt’, antwoordt Jan. ‘Maar verpleeghuizen mogen zelf hun partners kiezen. En vergeet niet dat continu leren en verbeteren de kwaliteit ten goede komt en dus het organisatiebelang – geld verdienen – dient.’

Acht thema’s

Het kwaliteitskader is opgebouwd uit acht hoofdstukken of thema’s: vier over kwaliteit en veiligheid en vier randvoorwaarden. De thema’s zijn:

  • Persoonsgerichte zorg en ondersteuning
  • Wonen en welzijn
  • Veiligheid
  • Leren en verbeteren van kwaliteit
  • Leiderschap, governance en management
  • Personeelssamenstelling
  • Gebruik van hulpbronnen
  • Gebruik van informatie

Bij elk thema horen een aantal vereisten en een aantal opdrachten aan de sector. Jan: ‘In totaal staan er zo’n 20 vereisten in het kwaliteitskader en ongeveer evenveel opdrachten aan de sector. Kenmerkend is dat het kader enerzijds strak gedefinieerd is – om aan te tonen dat leren en verbeteren niet vrijblijvend is – en aan de andere kant veel ruimte biedt aan de context. Dat moet ook wel, want er bestaan nu eenmaal verschillen per locatie en deel van het land.’ Aan de opdrachten is een deadline gekoppeld. ‘Lukt het niet de deadline te halen? Dan kan het zorginstituut overwegen opnieuw de doorzettingsmacht in te zetten.’

Kleine kwaliteitscyclus

Een voorbeeld van een opdracht aan de sector is het ontwikkelen van een set van 4 valide indicatoren van de basisveiligheid (thema 3). Dat moeten de sectorpartijen samen met de IGZ doen. Een andere voorbeeld: de V&VN heeft de opdracht een begrijpelijke ledenversie van dit kwaliteitskader te maken. Jan legt uit dat de essentie van het vierde thema – leren en verbeteren van kwaliteit – een kleine kwaliteitscyclus is. ‘Verpleeghuizen maken een kwaliteitsplan, vervolgens een kwaliteitsverslag en passen dan hun kwaliteitsplan aan op basis van dit verslag. En dat gebeurt elk jaar.’ Een vereiste onder het thema leiderschap is dat de leden van de raad van bestuur op gezette tijden meelopen binnen het primair proces van de eigen zorgorganisatie. Deze eis roept vragen op over administratielast: ‘Moeten wij dat bijhouden?’ Ja, aldus Jan. ‘Ook bij dit kwaliteitskader hoort administratie. We leven nu eenmaal in een samenleving waarin verantwoording wordt afgelegd. Wel pleiten wij ervoor dat het niet over details mag gaan.’

Document van verantwoording

Verwacht Jan dat het kwaliteitskader mogelijkheden geeft tot het afschaffen van andere administratieve regels, wil de zaal weten. ‘Dat denk ik wel’, antwoordt hij. ‘Partijen mogen buiten dit kader niet met andere indicatoren komen. Ook het zorgkantoor en de IGZ zijn gehouden aan dit kwaliteitskader. Daar kunt u ze op aanspreken.’ Hij legt uit dat een verbeterproces op gang brengen niet zonder administratie kan. Dat vinden de aanwezigen niet erg, mits ze kunnen stoppen met het bijhouden van andere administraties. Jan. ‘Alles wat in het kader staat, moet u doen. De rest niet. Wij hebben bovendien vastgelegd dat het kwaliteitsverslag tevens het document van verantwoording is. U hoeft dus niet langer 4 verschillende documenten aan 4 verschillende organen aan te leveren.’

Veldpartijen aan zet

De zaal discussieert nog even over de spanning tussen basisveiligheid en persoonsgericht zorg. ‘Daar zit nu vaak het scherpe randje waarop wij worden afgerekend.’ Jan hoopt dat het kwaliteitskader die randjes minder scherp maakt. ‘Het kader biedt ruimte om die grijze gebieden bespreekbaar te maken, er meer genuanceerd over te praten.’ Precies daarom wil hij geen normen verbinden aan de indicatoren die de veldpartijen nu maken. ‘Het moeten procesindicatoren zijn, geen uitkomstindicatoren. Het is de bedoeling dat ze het leerproces aantoonbaar maken.’ Jan besluit met een oproep. ‘De tijd van discussiëren is voorbij. Dit is het, ga ermee aan de slag. Ik denk dat dit kader een enorme kans is voor de sector. De Kwaliteitsraad heeft de knopen doorgehakt, nu zijn de veldpartijen weer aan zet. Maak gebruik van de ruimte die het kader biedt.’

Verslag door Ingrid Brons

Meer weten

Geplaatst op: 6 februari 2017
Laatst gewijzigd op: 17 augustus 2022