Jan Coolen over kwaliteit van leven

Volgens Jan Coolen zit kwaliteit van leven in kleine dingen. Dus niet in kwaliteitsmanagementsystemen en forse lijsten met indicatoren, maar in medewerkers die tijd vinden voor een praatje met bewoners, familie die betrokken is bij activiteiten, een zinvolle dagbesteding. Gedegen onderzoek onderschrijft zijn mening. ‘Laten we die zaken dan ook voorop stellen’, was de boodschap van zijn lunchlezing op 26 januari 2017.

Forse Ikea-bak

Jan Coolen kent de zorg van verschillende kanten. Hij was coördinator langdurige zorg bij Zorgverzekeraars Nederland, manager bij patiëntenfederatie NPCF en vervolgens directeur zorg in de grote stad. En hij is de auteur van het in 2015 verschenen rapport ‘Ouderen in zorghuizen: broze mensen en leefplezier’. ‘Eenmaal in de zorgpraktijk werkend was ik verrast door de uitgebreidheid van dingen die op de werkvloer afkomen: de protocollen passen amper in een forse Ikea-bak, een zorgleefplan telt soms wel 40 pagina’s, er zijn aparte vragenlijsten voor risico-indicatoren en elk jaar komen er nieuwe aandachtsvelden bij, met flinke richtlijnen en registraties. Denk aan medicatieveiligheid, hygiëne en mondzorg.’

Kwaliteit klein maken

Hoe ontstaat toch die uitgebreidheid? ‘Nederland is het land van de polder’, zegt Jan. ‘Verschillende partijen hebben een mening over kwaliteit in de zorg. En al die meningen leiden tot beleid en leidraden, elk jaar met weer andere accenten. Onoverzichtelijk voor de medewerkers op de werkvloer, zodat ze er weinig mee kunnen. Steeds weer nieuwe beleidskaders zijn voor de werkvloer als wolken die overdrijven. En de neerslag is minimaal, hoewel wel registratielast ontstaat. Want er is te weinig verbinding met de dagelijkse zorgpraktijk.’ Dat is ook precies de zwakke plek van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, aldus Jan: ‘Het is een document waar de veelheid uit de polder in terugkeert. Mensen in de zorgpraktijk ervaren het als massief. Het is de kunst het nieuwe kwaliteitskader zo te vereenvoudigen, dat het de mensen die ermee moeten werken inspireert. We moeten leren kwaliteit klein te maken, kort en begrijpelijk, voor de mensen op de werkvloer en hun directe management.’

Onderzoek

In zijn lunchlezing gaat Jan in op de aanpak die wel bijdraagt aan kwaliteit van leven van bewoners in woonvormen voor 24-uurszorg. De inzichten zijn gebaseerd op recent onderzoek, van uiteenlopende universiteiten. Kort schetst hij de uitgangssituatie: ondanks de tendens naar thuis blijven wonen en thuis zorg ontvangen, zullen er altijd 100.000 tot 120.000 ouderen in een woonvorm verblijven. ‘Omdat het thuis echt niet meer gaat. Door uitgebreide beperkingen, uitgeputte mantelzorg of ontbreken van een sociaal netwerk. Het zijn broze oude mensen, die met een complexe zorgvraag hooguit enkele jaren in een woonvorm doorbrengen. De laatste jaren van hun leven, met meestal veel achteruitgang. Maar ondanks verlies van energie en gezondheid kan het leven toch nog prettig zijn. Goede verpleeghuiszorg is gericht op een zo prettig mogelijk leven en op comfort in de laatste levensfase.’

Ervaren kwaliteit van leven

NIVEL-onderzoek toont aan dat er grote verschillen in ervaren kwaliteit bestaan. ‘Die verschillen zitten in hoge mate in mensen zelf’, legt Jan uit. ‘Het heeft bijvoorbeeld te maken met iemands gezondheid, zijn weerbaarheid en met de sociale steun van zijn netwerk.’ Toch heeft de invulling van de zorg wel degelijk effect op de ervaren kwaliteit van leven. Dat zit in ‘kleine’ dingen, laat de monitor woonvormen dementie van het Trimbos-instituut zien. Dingen als een gastvrije woonlocatie, betrokken familie, medewerkers die tijd vinden voor een praatje met bewoners buiten de zorgmomenten om, leuke activiteiten en een actieve inbreng van vrijwilligers. ‘Voor kwaliteit van leven is het samenspel tussen personeel, bewoner, familie, vrijwilligers de kern’, concludeert Jan. Uit onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt dat persoonsgerichte zorg valt of staat met de relatie tussen cliënt en medewerker. ‘De inzet van de medewerkers maakt het verschil. Belangrijke aspecten voor de bewoner zijn houvast, verbondenheid en waardering. Uiteraard is veiligheid ook een onderdeel hiervan, maar dat hoort bij het vak van verzorgen en verplegen.’

Basiskwaliteiten

Kwaliteit hangt ook samen met de personeelssamenstelling. Jan vindt het huidige debat hierover verrassend eenzijdig. ‘Alsof het vooral gaat om verpleegkundigen erbij.’ Uit onderzoek komen 4 aspecten naar voren die het vermelden waard zijn:

  • De sterkte van de personeelsformatie varieert tussen woonvormen, ook bij vergelijkbare middelen, ofwel vergelijkbare ‘zorgzwaarte’ van de bewoners.
  • Er is wel degelijk effect van personeelsformatie op kwaliteit. Dan gaat het om een mix van medewerkers (niveau 2, 3, 4 en 5). ‘Gekwalificeerde verzorgenden vormen de basis en een beetje extra niveau 4 of 5 erbij helpt echt.’
  • Het aantal medewerkers en het opleidingsniveau zijn niet zaligmakend. ‘Belangrijker zijn competenties als zich kunnen inleven in de bewoner, rust en aandacht.’
  • Naast zorgstijl is ook het samenspel tussen zorgverleners van betekenis. ‘Als medewerkers elkaar goed weten te vinden en met elkaar afstemmen, gaat het beter met de bewoners. Tegelijkertijd is de actieve inzet van arts (specialist ouderengeneeskunde) en psycholoog nodig, ook om de teams te ondersteunen.’

Ruimte

Werktevredenheid en kwaliteit van zorg gaan vaak samen. Wanneer zijn medewerkers tevreden? ‘Als ze de ruimte krijgen om het werk zelf in te delen, met elkaar over “goede zorg” kunnen nadenken’, zegt Jan. Ook kleinschalig organiseren van zorg beïnvloedt het werkplezier positief. Dat leidt tot een discussie met de zaal over zelfsturende teams. ‘Hoe geef je de kaders en de bedoeling zo begrijpelijk mogelijk en compact weer?’ Jan: ‘Teams moeten wennen aan ruimte. Ze hebben het in het begin vooral over kleine dingen. Over de dingen die zij interessant vinden, zoals de roosters en de accu van de tillift. Geef ze de tijd om daarover te praten en stuur ondertussen steeds meer op zelfreflectie, waarbij ook kwaliteit voor de bewoners hoort. Dat lukt doorgaans binnen 1 tot 1,5 jaar. Stimulerend management is bij dit alles onmisbaar.’

Samenhang

Jan Coolen besluit met een oproep. ‘Als we weten dat een levendige woonvorm, een attente en luisterende zorgstijl, familiebetrokkenheid, een prettige dagactiviteit ertoe doen, waarom stellen we die zaken dan niet voorop? We drijven weg van goede zorg omdat we het voor de mensen van de werkvloer nodeloos ingewikkeld maken. In de uitgebreide kwaliteitssystemen staat van alles, ook om allerlei partijen in de zorg tevreden te stellen. Maar dat geheel geeft te weinig richting aan medewerkers.’ Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg geeft een mooie voorzet in het hoofdstuk ‘Persoonsgerichte zorg’, aldus Jan. ‘Laten we daarmee beginnen – aangevuld met veiligheid rond de individuele persoon. Ik denk dat de projecten in Waardigheid en trots de kracht hebben om dat stevig neer te zetten. Bundel met elkaar de inzichten. En zoek tegelijkertijd de samenhang in de veelheid van thema’s binnen het programma.’

Verslag door Ingrid Brons

Meer weten

Geplaatst op: 7 februari 2017
Laatst gewijzigd op: 17 augustus 2022